ingen (a) (allmän) | geen enkele (a) (allmän) |
ingen (a) (allmän) | geen (a) (allmän) |
ingen (a) (allmän) | geen enkel (a) (allmän) |
ingen (a) (determinant - singular) | geen enkel (a) (determinant - singular) |
ingen (a) (determinant) | geen van beide (a) (determinant) |
ingen (a) (determinant - singular) | geen enkele (a) (determinant - singular) |
ingen (a) (determinant - singular) | geen (a) (determinant - singular) |
ingen (o) (pronomen - personer) | geen van beiden (o) (pronomen - personer) |
ingen (o) (pronomen - objekt) | geen van beide (o) (pronomen - objekt) |
ingen (o) (allmän) | geen (o) (allmän) |
ingen (o) (indefinit pronomen) | niemand (o) (indefinit pronomen) |
ingen (o) (pronomen - objekt) | geen van beiden (o) (pronomen - objekt) |
ingen (o) (allmän) | geen enkele (o) (allmän) |
ingen (o) (pronomen - personer) | geen van beide (o) (pronomen - personer) |